Concept inhoud MIA 2e editie

 

Jef Bergsma – Enterprise Architect, Architetuur filosoof

 

Inleiding: context en basis

Het eerste hoofdstuk opent het speelveld. Het laat zien waarom informatie niet langer een technisch detail is, maar het morele en organisatorische hart van de digitale overheid.

We beginnen bij een simpele maar scherpe vraag. Wat betekent het als je als organisatie niet meer precies kunt laten zien welke besluiten je hebt genomen, op basis waarvan en in welke volgorde. Vanuit die vraag ontvouwt het hoofdstuk de kern van Moderne Informatie-architectuur. Niet systemen of processen staan centraal, maar informatieobjecten en informatieposities.

“Welke informatie moet op welk moment beschikbaar zijn om recht te doen aan mens, wet en werkelijkheid.”

Je ziet hoe jarenlang sturen op proces en applicatie de informatiepositie heeft uitgehold en waarom een volgende optimalisatieslag in dezelfde richting geen uitweg meer biedt.

Daarom kantelen we het beeld. Wat gebeurt er als je informatie niet langer ziet als bijproduct van een proces, maar als zelfstandig object met eigen kwaliteitseisen. Het hoofdstuk introduceert de vier omgevingen waarin informatie leeft: operationeel, persistent, publiek en de archiefbewaarplaats. De vraag wordt concreet: Op welk moment moet welke informatie persistentiewaardig zijn, met voldoende context, zodat een mens het kan begrijpen en een rechter of toezichthouder het kan volgen. Door deze bril wordt duidelijk waarom losse dossiervorming, mailboxen en schaduwregistraties nooit voldoende houvast geven.

Tot slot legt het hoofdstuk de verbinding met wetgeving en normenkaders. Hoe verhouden Woo, Who, Archiefwet, AVG, DUTO, MDTO en NORA zich tot deze manier van denken. De onderliggende vraag luidt dan: Ontwerp je je informatiehuishouding om net aan de regels te voldoen, of gebruik je de regels als ondergrens voor een stevigere informatiepositie.

De lezer krijgt een eerste antwoord:

“Wie stuurt op informatiepositie en informatieobject, verenigt juridische naleving, maatschappelijk vertrouwen en doelmatige digitalisering in één lijn van denken.”

 

 

Icon Executive perspective

Hieronder is de concept opbouw van de 2e editie van MIA. Bij de uitwerking kunnen hoofdstukken anders worden ingedeeld, onderwerpen worden samengevoegd of juist gesplitst.
De blauwe teksten zijn in concept gereed, de paarse teksten  wordt momenteel aangewerkt

Deel I – Context en basis

Hoofdstuk 1 – Inleiding

1.1.        TWEEDE EDITIE             8

1.2.        KERNBEGRIPPEN EN PRINCIPES    9

1.3.        DATA VERSUS INFORMATIE                  9

1.4.        VERSPREIDE INFORMATIE   10

1.5.        RELATIE MET WET EN NORM               15

1.6.        LEESWIJZER PER DEEL (OPSTAP NAAR DE REST VAN HET BOEK)      

 
Deel II – Executive Perspectief

Hoofdstuk 2 – Visie op informatie

2.1 Aanleiding en probleemgebied — Laat zien waarom processturing zonder informatietoestanden tekortschiet.

2.2 Bestuurlijke basis — introductie van de MIA principes

2.3 Bestuurlijke regie — rol van het bestuur binnen MIA

Hoofdstuk 3 – Beleidskeuzes

3.1.     De keuze: bronregistratie en verwijzend hergebruik   

3.2.     De keuze: voorzieningen die op informatieniveau werken    

3.3.     De keuze: informatie eigenaarschap en federatieve aansluiting

3.4.     De keuze: multi vendor strategie

3.5.     De keuze: mens in regie bij impactvolle besluiten       

3.6.     De keuze: selectieve innovatie en portfoliosturing      

Hoofdstuk 4 – Sturing

4.1 Bestuur beslist – governace op hoog niveau

4.2 Toetskader – compacte werkwijze voor monitoring en toetsing

4.3 KPI set – prestatie indicatoren die de toepassing en meerwaarde van MIA monitoren

4.4 Signalen – indicatoren voor de ontsporing van de M IA implmentatie

4.5 ROB-wegingskader voor goed openbaar bestuur – publieke waarde van MIA

 
Deel III – Management Perspectief – Van Strategie naar Toepassing

Hoofdstuk 5 – STOP MET ZOEKEN, START MET WETEN

5.1.        VAN PROCES NAAR INFORMATIEPOSITIE? 

5.2.        INFORMATIEPOSITIES, DIENSTEN EN RELATIE MET PROCESSEN  

5.3.        ROLLEN, MANDAAT EN WETTELIJKE CONTEXT

5.4.        PRINCIPES EN KPI’S

5.5.        AANSLUITING OP IM, RM EN KM

Hoofdstuk 6 – Samenhang en regie

6.1.        MEER DAN TECHNIEK  

6.2.        SAMENHANG ALS MANAGEMENTOPGAVE 

6.3.        INDEX EN CATALOGUS: EEN VIRTUELE LAAG VOOR GRIP 

6.4.        GOVERNANCE EN BESLUITROUTES  

Hoofdstuk 7 – Kaders en best practices: van FAIR tot ‘datapact’

7.1 FAIR vertaald naar MIA — Past vindbaar, toegankelijk, interoperabel en herbruikbaar toe op informatieobjecten.

7.2 Datapact en afsprakenstelsels — Verbindt afspraken aan posities, toestanden en catalogus.

7.3 Toetsingskaders in gebruik — Legt aantoonbaarheid vast via reproduceerbare informatieposities.

Hoofdstuk 8 – Transformatie en legacy: van blauwdruk naar realisatie

8.1 Gefaseerde aanpak — Voert stapsgewijs in met controlepunten per perspectief.

8.2 Legacy integreren en migreren — Scheidt operationeel en persistent en publiceert veilig via afgeleide bron.

8.3 Risico’s en mitigatie — Ondervangt schijnzekerheid en bias door expliciete context en toetsing. 

 
Deel IV – Architect Perspectief – Samenhang en Conceptueel Model

Hoofdstuk 9 – Conceptueel fundament van MIA

9.1 Gegevens, data en informatie — Zet de begrippen taxonomisch en functioneel neer.

9.2 Informatieobject en relaties — Definieert de eenheid met context, regels en herkomst.

9.3 Posities, toestanden en producten — Ordent concept, toepassing en verschijningsvorm. 

Hoofdstuk 10 – Twee werelden: operationele dynamiek en persistente waarheid

10.1 Operationeel versus persistent — Onderscheidt gebruiksomgeving en duurzame borging.

10.2 Persisteren en preserveren — Scheidt semantische keuze van technische instandhouding.

10.3 Tijd als semantische dimensie — Maakt T1–T2–T3 expliciet voor geldigheid en verantwoording. 

Hoofdstuk 11 – De rol van kennis: impliciet aanwezig, expliciet vastgelegd

11.1 Kenniscategorieën in MIA — Positioneert persoonlijke, herbruikbare en gegeneraliseerde kennis.

11.2 Kennis in het verwerkingspatroon — Verbindt kennisontwikkeling met de vier perspectieven.

11.3 Feitenkennis en validatie — Borgt kwaliteit via expliciete herkomst en toetsing. 

Hoofdstuk 12 – Functioneel ontwerpen vóór technisch oplossen

12.1 Informatie-eisen en scenario’s — Ontwerpt op informatiebehoefte en reproduceerbaarheid.

12.2 Catalogusgestuurd ontwerpen — Laat semantiek, relaties en vindbaarheid het ontwerp sturen.

12.3 Koppelvlakken en diensten — Ontsluit bronnen via stabiele interfaces en index. 

 
Deel V – Technisch Perspectief – Implementatie en Innovatie

Hoofdstuk 13 – Technische blueprint: MIA in de praktijk

13.1 CSP, ODS en EDS — Positioneert dienstenstapel en scheiding operationeel/persistent.

13.2 Index, zoek en metadaa — Realiseert semantische vindbaarheid over bronnen heen.

13.3 Beveiliging en toegangsmodellen — Past ABAC en afgeleide bron toe voor veilig delen. 

Hoofdstuk 14 – Federatie en dataspaces

14.1 Federatieve catalogi en brongebruik — Organiseert federatief beheer met één bron per object.

14.2 Dataspaces en afspraken — Legt uit hoe afsprakenstelsels interoperabiliteit ondersteunen.

14.3 Kwaliteit en monitoring — Borgt kwaliteit met meetpunten op semantiek en gebruik.

Hoofdstuk 15 – Legacy aansluiten en nieuwe technologieën omarmen

15.1 Integratiestrategieën en migratiepaden — Migreert gecontroleerd naar persistente omgeving.

15.2 API’s, events en ETL/ELT — Richt duurzame koppelingen in op betekenisniveau.

15.3 Cloud, containerisatie en security — Past moderne platformkeuzes toe zonder semantiek te verliezen.

Hoofdstuk 16 – Innovatie en analytics of AI

16.1 Positiegedreven analytics — Baseert analyses op reproduceerbare posities en toestanden.

16.2 Responsible AI op MIA — Documenteert aannames, datasets en modelgebruik consistent.

16.3 Modellen als kennisobjecten — Legt modellen en regels vast als herbruikbare kennis. 

 
Deel VI – Implementatie en Migratie

Hoofdstuk 17 – Implementatiestrategie en adoptie

17.1 Rollen en vaardigheden — Verheldert taken, competenties en registratiediscipline.

17.2 Roadmap en plateaus — Plant gefaseerde invoering met meetbare stappen.

17.3 Veranderkunde en communicatie — Zorgt voor begrip en gebruik in de lijn.

Hoofdstuk 18 – Migratie en governance

18.1 Selectie naar persistentie — Maakt keuzes over wat blijvend betekenisvol is.

18.2 Dossiervorming en conversie — Houdt onderscheid tussen dossier, product en toestand zuiver.

18.3 Monitoring en audit — Toont naleving en herleidbaarheid bij wijzigingen. 

 
Deel VII – Thema’s en toepassing

Hoofdstuk 19 – AI

19.1 Toepassingspatronen met posities — Laat modellen werken op semantisch stabiele posities.

19.2 Risico’s, bias en uitlegbaarheid — Verankert toetsing en documentatie van modelkeuzes.

19.3 Model- en dataregistratie — Administreert datasets en modellen als kennisobjecten. 

Hoofdstuk 20 – Data Act, DGA en AI Act in de praktijk

20.1 Rechten, plichten en posities — Koppelt wettelijke eisen aan informatieposities.

20.2 Toegang, deling en federatie — Verbindt deling over organisaties met federatieve catalogi.

20.3 Compliance en dossiervorming — Maakt aantoonbaarheid onderdeel van het proces.

Hoofdstuk 21 – NDS en maatschappelijke context

21.1 Eén overheid en federatie — Plaatst MIA in de context van rijksbrede digitalisering.

21.2 Publieke waarden en transparantie — Richt actieve openheid in op basis van posities en toestanden.

21.3 Samenwerking met markt en wetenschap — Stimuleert uitwisseling op betekenis en hergebruik.

Hoofdstuk 22 – Records management en RCM

22.1 Van dossier naar informatietoestand — Vervangt statische dossiers door semantische toestanden.

22.2 Continuümdenken en persistentie — Legt focus op selectie, betekenis en langdurige uitlegbaarheid.

22.3 Toegang, publicatie en vernietiging — Combineert openbaarheid met afgeleide bron en beleid. 

Hoofdstuk 23 – Praktijk

23.1 Beleid — Reconstrueert welke informatie gold en waarom.

23.2 Toezicht — Toont reproduceerbare posities op het moment van handelen.

23.3 Dienstverlening — Maakt maatwerk uitlegbaar via gedeelde informatieposities. 

 
Deel VIII – Bijlage

Hoofdstuk 24 – Termen en begrippen

24.1 Formele definities MIA — Legt terminologie eenduidig vast.

24.2 Kennistermen — Definieert kennisvarianten en feitenkennis.

24.3 Perspectieven en patronen — Vat het verwerkingspatroon per perspectief samen. 

Hoofdstuk 25 – Afkortingen

25.1 Overzicht afkortingen — Bundelt gebruikte afkortingen per domein.

25.2 Per perspectief — Groepeert afkortingen naar toepassing.

25.3 Per thema — Ordent afkortingen naar onderwerp.

Hoofdstuk 26 – Kaders, standaarden en methoden

26.1 FAIR, DUTO en verwante normen — Verbindt principes aan MIA-semantiek en tooling.

26.2 Referentie-architecturen — Positioneert MIA t.o.v. gangbare raamwerken.

26.3 Werkmethoden en sjablonen — Biedt praktische invulling voor implementatie.

Hoofdstuk 27 – Wettelijke context

27.1 Archief- en openbaarheidseisen — Verbindt selectie, toegang en publicatie aan wetseisen.

27.2 Privacy, veiligheid en grondslagen — Borgt rechtmatigheid bij gebruik en deling.

27.3 Verantwoording en audittrail — Maakt toetsing reproduceerbaar op basis van posities en toestanden.