Digitale Agenda getoetst – CU

Eindoordeel

Digitalisering krijgt bij de ChristenUnie middelmatige prioriteit met een sterk beschermingsprofiel: duidelijke grenzen aan platforms en zorg voor kinderen, maar zonder een uitgewerkte rijksbrede digitale koers en harde uitvoeringstoets.

Pluspunten zijn het recht op een schone lei, bescherming tegen misbruik van lichaam/stem/beeld, en een heldere jeugdparagraaf (social media <14 jaar, leeftijdsverificatie, smartphones weren op school), plus digitale geletterdheid als basisvaardigheid – dit helpt burgers zich staande te houden. De zwakke plekken: geen informatie-by-design, geen verplicht uitlegbaar/herstelt AI-kader, geen basisnormen en fallbacks voor weerbaarheid, en geen open-tenzij-principe. Met een toevoeging van vaste PDCA-afspraken en structurele financiering kan de sterke normatieve lijn ook echt landen in praktijk.


Hieronder staat de beoordeling van het CU Verkiezingsprogramma op het thema digitalisering. Ik hanteer hetzelfde toetsingskader zoals ook voor de andere verkiezingsprogramma’s, spiegel aan Dwars door de orde en kijk vanuit mijn MIA-perspectief.

A. Visie, rol en leercyclus

Digitalisering is herkenbaar aanwezig, maar niet uitgewerkt tot één rijksbrede digitale koers met duidelijke rollen en een vaste leercyclus. De ChristenUnie zet vooral accenten op grenzen stellen aan technologie en platforms, en op het beschermen van burgers (privacy, kinderen online). Dat geeft normatieve richting, maar zonder bestuurlijke ankerpunten (regie, PDCA-momenten, verplichte terugkoppeling van uitvoeringslessen) blijft het samenhangende sturingsverhaal dun.

B. Rechten, inclusie en toegankelijkheid

Sterk is de nadruk op rechten en bescherming: een “schone-lei”-recht (toegankelijk wissen van eigen data), het idee van copyright op lichaam/geluid/gezicht tegen misbruik door tech, en een strakke lijn rond jeugd en social media (verbod <14 jaar, leeftijdsverificatie, minder verslavende ontwerpen; smartphones weren op school).
Ook positioneert de CU digitale geletterdheid expliciet naast taal/rekenen/burgerschap als basisvaardigheid. Wat ontbreekt zijn concrete toegankelijkheidsnormen, offline alternatieven als recht, en procedurele waarborgen (uitleg, bezwaar, herstel) verbonden aan digitale besluiten.

C. Informatiehuishouding en openbaarheid

De CU waarschuwt voor (overheids)platforms die heimelijk de publieke opinie beïnvloeden en wil dat verbieden, Dat is goed voor integriteit maar een informatie-by-design kader ontbreekt. Er wordt niet gesproken over informatiecatalogi of objecten, er is geen duidelijke lijn voor actieve openbaarheid, en geen norm voor persistentiewaardig selectief bewaren (gericht hergebruiken/verantwoorden zonder alles te bewaren). Daardoor blijft verantwoording te veel een uitvoeringsvraag in plaats van een politiek ontwerpprincipe.

D. AI en geautomatiseerde besluitvorming

De CU wil grenzen aan AI/algoritmes en betere regulering van het digitale verkeer. Dat is principieel sterk, maar praktisch onderbelicht: geen algoritmeregister (dat is er feitelijk al), geen verplicht uitleg-/herstelkader per individueel besluit, geen vaste toets of periodieke herijking van modellen. De beloofde bescherming wordt daardoor lastig afdwingbaar in de keten.

E. Veiligheid en weerbaarheid (maatschappijbreed)

Er is zicht op digitale opsporing en aanwezigheid van de politie in het digitale domein, en op crisisparaatheid in brede zin. Wat mist, zijn basisnormen (cyberhygiëne) voor overheid én vitale sectoren, verplicht oefenen/testen, en offline fallbacks zodat dienstverlening doorloopt bij uitval. Zonder zulke harde randvoorwaarden blijft weerbaarheid te veel afhankelijk van bereidheid i.p.v. plicht.

F. Macht, afhankelijkheden en soevereiniteit

De CU adresseert machtsconcentratie bij grote techbedrijven en bepleit een stevige (Europese) zorgplicht voor platforms. Ook is ze kritisch op de Europese Digitale Identiteit (vrijwillig, privacy-proof). Dat is een duidelijke normatieve lijn. Tegelijk ontbreken inkoop-/architectuurkaders voor portabiliteit, exit-rechten en open interfaces die een lock-in structureel tegengaan.

G. Openheid, standaarden en ontwerpprincipes

Het programma spreekt wél over grenzen en rechten, maar niet expliciet over “open standaarden & open source, tenzij” met pas-toe-of-leg-uit. Dat is precies het politiek ontwerpprincipe dat interoperabiliteit, hergebruik en publieke verantwoording afdwingbaar maakt en de uitvoering helpt bij duurzame keuzes. Hier valt winst te boeken zonder in productkeuzes te vervallen.

H. Uitvoerbaarheid, toezicht en adaptiviteit

De richting is normatief helder (verbieden van heimelijke beïnvloeding, strengere platformzorgplicht), maar uitvoeringsmacht en toezicht worden weinig concreet: wie toetst wat, hoe vaak, en met welke sancties? De Dwars door de Orde-leercyclus vraagt vaste PDCA-momenten, publieke rapportage van effecten en het persistentiewaardig borgen van beslisinformatie, dat ontbreekt nu.

 

Financiering.

Er is in het programma veel detail over brede investeringen (bijv. OV, netten), maar voor de digitale agenda zelf – toezicht en handhaving op platforms/AI, toegankelijkheid, informatiehuishouding-by-design, cyberweerbaarheid, curriculum digitale geletterdheid – staan geen bedragen, dekking of meerjarenfasering. De normatieve lijn is duidelijk; voor realisme en toetsbaarheid is een meerjarenbudget met structurele posten  nodig (incl. toezichthouders en beheer).

Zie ook:

  1. Analyse van het Verkiezingsprogramma van NSC
  2. Analyse van het Verkiezingsprogramma van VVD
  3. Analyse van het Verkiezingsprogramma van GroenLinks-PvdA
  4. Analyse van het verkiezingsprogramma van PVV
  5. Analyse van het verkiezingsprogramma van BBB.
  6. Analyse van het verkiezingsprogramma van CU
  7. Analyse van het verkiezingsprogramma CDA